In zijn eerste danstukken (nom donné par l’auteur, Jérôme Bel, Shirtologie…) past Jérôme Bel structuralistische bewerkingen toe om enkel de fundamentele elementen van een theatervoorstelling te behouden. Door vormelijke criteria uit te schakelen en zich te distantiëren van de choreografische taal kan hij zijn dansstukken herleiden tot hun essentie, voor een meer uitgesproken kritische lectuur van wat er zich op het podium afspeelt en van het lichaam dat er optreedt.
Daarna verlegt hij zijn aandacht van de dans als scenische praktijk naar een benadering van de uitvoerder als individu. In een reeks portretten van dansers en danseressen (Véronique Doisneau, Cédric Andrieux, Isadora Duncan, …) beschouwt hij de dans vanuit hun verhaal, geeft hij het gesproken woord een belangrijke taak en benadrukt hij de individualiteit op het podium. Hij levert hier vormelijke en institutionele kritiek door de dans verbaal te ontmantelen, een subversief gebaar dat de band tussen woord en choreografie radicaliseert.
Door biografische elementen te gebruiken, politiseert Jérôme Bel zijn vraagstelling vanuit zijn bewustzijn van de crisis van het onderwerp in de huidige maatschappij en van de manieren waarop het op het toneel wordt gebracht. Hij plaatst niet-traditionele uitvoerders op de scène (amateurs, mensen met een lichamelijke of mentale beperking, kinderen, …), verkiest verscheidenheid binnen de groep boven de klassieke eenvormigheid en zin om te dansen boven choreografie; zo reikt hij de nodige middelen aan voor het mondig maken via de kunst.