De Belgische topkunst van Mu.ZEE vind je in Nederland
Door Edo Dijksterhuis
Edith Dekyndt, Provisory Object 03, 2004
Edo Dijksterhuis, ging voor de lage landen in gesprek met Suzanne Wallinga, Ilse Roosens en Sophie Dogterom over 'What Cannot Be Held'. Kom alles te weten over de collectie van Mu.ZEE, de renovatieplannen van het museum en de kunstwerken die vanaf 17 mei te zien zullen zijn in de Brakke Grond.
Mu.ZEE in Oostende wordt grootschalig gerenoveerd en sluit ruim drie jaar de deuren, maar onzichtbaar zal het museum niet zijn. Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond organiseert drie tentoonstellingen in Amsterdam met hedendaags werk uit de collectie. ‘In Belgische kunst zit meer poëzie dan in de Nederlandse.’
In de handen van een Afrikaans kind lijkt de zeepbel een kostbaar kleinood. Het olieachtige oppervlak glimt tussen duim en gekromde wijsvinger – als een miniatuurkratermeer, een mysterieus beslagen kajuitraampje of een glazen bol die de toekomst belooft. Er gebeurt vrijwel niets terwijl de seconden voorbijtikken in een statisch close-upshot. Totdat de bel knapt – poef – en de flinterdunne magie verdwenen is.
Provisory Object 03 (2004) is gefilmd in de Democratische Republiek Congo en behoort tot een serie video’s die kunstenares Edith Dekyndt maakte met zeepbellen in onder andere haar eigen keuken maar ook vlak onder de poolcirkel. Het betoverende videovignet van amper twee minuten was het eerste werk waar curator Suzanne Wallinga door werd gegrepen toen ze door de collectie van Mu.ZEE grasduinde. Dat deed ze op uitnodiging van het Vlaamse Cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam, waar de komende drie jaar werken worden getoond uit de collectie van het Oostendse museum dat begin 2025 gesloten werd voor grootschalige renovatie.
‘De tentoonstelling gaat over de instabiele en kwetsbare positie van de mens’
Suzanne Wallinga, curator 'What Cannot Be Held'
Provisory Object 03 zette meteen de toon voor Wallinga’s eerste tentoonstellingsconcept dat uitmondde in What Cannot Be Held, te zien in de Brakke Grond van 17 mei tot 13 juli. “Het gaat over de instabiele en kwetsbare positie van de mens”, zegt Wallinga, die de afgelopen jaren bekend is geworden als onafhankelijk curator en tegenwoordig directeur is van het Museum Cobra in Amstelveen. “En over de onmogelijkheid om dingen vast te leggen en volledig te begrijpen. In de films van Dekyndt wordt dat laatste heel letterlijk verbeeld door die vluchtige zeepbel en de locatie geeft verdere invulling: van de intimiteit van de huiselijke situatie tot klimaatonzekerheid in de arctische zone en leven in oorlogsgebied.”
Poëtische tussenruimte
De tentoonstellingstitel What Cannot Be Held is ontleend aan de film Cherry Blossoms (2012) van An van. Dienderen. Die toont een simultaanvertaling door een tolk van het Europese Parlement van twee Japanse meisjes die praten over hun kleding en wat ze ermee willen uitdrukken. De officiële entourage in het centrum van de Europese politieke macht suggereert objectiviteit. Maar, zo stelt Wallinga, “hoeveel ruimte is er tussen originele tekst en vertaling voor interpretatie of accenten door middel van bijvoorbeeld lichaamstaal?” Die ruimte is niet goed te definiëren of af te bakenen en daar gaat de tentoonstelling ook over. Over het cognitieve collageen tussen de regels, dat zich niet laat vangen en ons telkens weer ontglipt.
Het manifesteert zich als gevoel van ongerichte onrust in het videowerk van Anouk De Clercq, waarin een vrouw je indringend aankijkt terwijl polyfone muziek de spanning opvoert. In de fotowerken van Katja Mater zijn klokhelften gespiegeld en deels over elkaar gelegd waardoor de logica van de cijfers verward raakt en de tijd wordt opgeheven. En Valérie Mannaerts’ beschilderde kamerscherm is een verschijning uit het niemandsland tussen autonome en toegepaste kunst.
Dat alle exposanten vrouwen zijn, is volgens Wallinga toeval. Dat ze behoren tot verschillende generaties dan weer niet. “Mu.ZEE geeft een overzicht van de moderne en hedendaagse kunst in België en dat tijdsbestek wilde ik in deze tentoonstelling een beetje laten doorklinken. Wat me opviel is dat de wat oudere kunstenaars het idee van tussenruimte benaderen op een formele, meer universele manier terwijl de jongere generatie het juist zoekt in het persoonlijke, de eigen familiegeschiedenis en omgeving.”
Anne-Mie Van Kerckhoven, Quasi-Centaur, 2011
What Cannot Be Held is de eerste van drie Mu.ZEE-tentoonstellingen waar de Brakke Grond iedere keer een andere Nederlandse curator voor uitnodigt. “We kozen Suzanne vanwege haar performanceserie Time Crystals en het maatschappelijk geëngageerde programma dat ze neerzette bij de kunstorganisatie A Tale of a Tub in Rotterdam”, zegt Sophie Dogterom, artistiek medewerker van de Brakke Grond, die het programma van het Vlaamse cultuurhuis omschrijft als “interdisciplinair en verkennend, van de nieuwste fotografietalenten tot de recente ontwikkelingen op het gebied van geluidskunst”. Dat de Brakke Grond een podium gunt aan Mu.ZEE past volgens Dogterom bij haar functie als bruggenbouwer en promotor van Vlaamse cultuur. “Oostende is zodanig ver van Amsterdam dat de meeste van onze bezoekers Mu.ZEE nog niet kennen.”
En dat terwijl het Oostendse museum om meerdere redenen een bezoekje waard is. Allereerst vanwege het gebouw. In een land dat uitblinkt in museaal hergebruik van atypische gebouwen – denk aan het S.M.A.K. in het voormalige casino van Gent en het Antwerpse M HKA in een oude graansilo – spant Mu.ZEE de kroon. In een vorig leven deed het museum namelijk dienst als warenhuis. Het gebouw aan de Romestraat was het hoofdkwartier en de belangrijkste vestiging van de coöperatieve organisatie SEO: Spaarzaamheid Economie Oostende. Het werd in 1948 ontworpen door Gaston Eysselinck, die ook tekende voor het lokale postkantoor dat tegenwoordig dienstdoet als cultureel centrum De Grote Post. Eysselincks creatie is het toppunt van functioneel modernisme. De enorme gebogen glasgevel zuigt het daglicht bijna naar binnen, waar twee open verdiepingen worden verbonden door een dubbel trappenhuis en pakketbootachtige balkons aan weerszijden.
Hier konden ambtenaren met een zogeheten stamnummer van alles kopen: van blikvoedsel, jurken en radio’s tot steenkolen, benzine en speelgoed. Duizenden Oostendse gezinnen waren van De Coo afhankelijk. De winkel was ook een geliefd werkgever voor ongetrouwde jonge vrouwen, die mamzels werden genoemd, een West-Vlaamse verbastering van mademoiselles.
In 1981 ging SEO failliet en vijf jaar later nam het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst zijn intrek in het gebouw. Later vond ook de collectie van het Oostendse Museum voor Schone Kunsten onderdak in het oude warenhuis en vanaf 2008 gingen de gefuseerde organisaties verder als Mu.ZEE.
‘Oostende is zodanig ver van Amsterdam dat de meeste van onze bezoekers Mu.ZEE nog niet kennen’
Sophie Dogterom, artistiek medewerker de Brakke Grond
De basis van de collectie is gelegd door Willy Van den Bussche (1942-2013), die in Nederland minder bekend is dan Jan Hoet, maar in eigen land ook gezien wordt als een kunstpaus. Hij was oprichter van het Provinciaal Museum en zorgde ervoor dat zijn geesteskind terechtkwam in het voormalig warenhuis. Hij werd in 2007 opgevolgd door Phillip Van den Bossche, die duidelijk een meer avant-gardistische koers volgde. De nadruk kwam te liggen op hedendaagse kunst met een highbrow inslag en focus op diversiteit en dekolonisatie. De tentoonstellingsfrequentie werd flink opgevoerd, tot wel zes, zeven presentaties tegelijkertijd.
Om dat mogelijk te maken werden architectonische ingrepen gedaan die de oorspronkelijk zeer open ruimte langzaam maar zeker lieten dichtslibben. De balkons werden dichtgemetseld, net als de raampuien aan de achterkant. De monumentale betonnen trappen en andere delen van het open skelet werden bekleed met witgeschilderde mdf-platen. En de grote ruimtes werden vol gezet met kabinetjes. Het museum veranderde gaandeweg in een doolhof waar het vooral prettig dwalen was voor ingewijden.
Dat moest anders en daarom werd een plan gemaakt om het gebouw in 2025 eens goed aan te pakken. Maar directeur Dominique Savelkoul, die eind 2020 aantrad met de opdracht het museum hiervoor klaar te stomen, trof een organisatie die eigenlijk niet zo lang kon wachten. Op het hoogtepunt van de coronapandemie, toen Belgische musea in tegenstelling tot de Nederlandse wel open mochten blijven, koos Savelkoul ervoor de deuren te sluiten.
In vijf luttele maanden en met een minimaal budget werd de meeste visuele ruis verwijderd, waardoor Eysselincks architectonische visie weer zichtbaar werd. Begin dit jaar sloten de deuren weer, dit keer voor een periode van drieënhalf jaar. “Dit is de echte renovatie”, stelt Mu.ZEE-curator Ilse Roosens. “Er wordt een warmtepomp geïnstalleerd, de liftkoker wordt vervangen om het verplaatsen van kunstwerken te vergemakkelijken, er komt nieuwe vloerbedekking, het sanitair krijgt een update en het museum krijgt een volledig geklimatiseerde zone. De vrij toegankelijke entreeruimte op de begane grond zal gebruikt worden voor publieke evenementen. Vanuit de leeszaal is er ook direct contact met deze ruimte. In de nieuwe vorm is het museum een stuk laagdrempeliger.”
Tijdens de verbouwing werkt het museum actief aan zijn publieksbereik door zichtbaar te zijn op verschillende andere locaties. In de Venetiaanse Gaanderijen op de Oostendse dijk worden collectiepresentaties georganiseerd en gunt een depotopstelling het publiek een kijkje achter de schermen. Ook in het FeliX Art & Eco Museum in Drogenbos bij Brussel zijn stukken uit de Mu.ZEE-collectie te zien. En dan is er dus nog de Brakke Grond.
Wie dat wil, kan tijdens de verbouwing terecht in de vroegere apotheek van het warenhuis, die naast de nieuwe dienstingang zit. Daar is het werfboek van Suchan Kinoshita te bekijken. In het kader van de zogenaamde percentageregeling – één procent van de bouwkosten wordt aangewend voor een kunstopdracht – houdt zij tijdelijk atelier in de niet voor publiek toegankelijke tentoonstellingsruimte aan de Gentstraat. “Ze gaat aan de slag met het museumteam, andere kunstenaars, de collectie, het publiek. Er zullen dus ook publieke momenten zijn”, vertelt Roosens over de recente winnaar van de prestigieuze Belgian Art Prize.
Kunst in België
Als Mu.ZEE in de loop van 2028 heropent, ligt er waarschijnlijk ook een nieuw collectieboek. Dat past bij de nadruk die het museum in de toekomst wil leggen op de achtduizend werken in eigen bezit, die een dwarsdoorsnede vertegenwoordigen van anderhalve eeuw kunst in België. Dat klinkt misschien wat bedaard maar er is geen enkel ander museum in België – of waar ook ter wereld – dat zo’n inkijkje biedt.
“Het begrip ‘kunst in België’ is een geografisch gegeven, maar niet zuiver identitair. Ook buitenlandse kunstenaars die een rol spelen of hebben gespeeld in België maken deel uit van de collectie en het tentoonstellingsbeleid”, stelt Roosens. “Het oudste werk in de collectie dateert van 1821, maar we beschrijven ons aandachtsgebied altijd als ‘1880 tot heden’. Dat eerste jaartal is symbolisch gekozen: toen begon de carrière van James Ensor, een sleutelfiguur in de Oostendse kunstscene.”
Mu.ZEE bezit een flink aantal top-Ensors, waaronder zijn flamboyante zelfportret met bloemenhoed. Van internationaal niveau zijn ook de spookachtige schilderijen van symbolist Léon Spilliaert, de landschappen en zeegezichten van Jean Brusselmans, de zompig gekwaste akkers van Constant Permeke en de karikaturale figuren van beeldhouwer Oscar De Clerck. De collectie bevat een stevig contingent geometrisch-abstracte en expressionistische werken uit de periode 1945-1960 en natuurlijk de kanonnen uit de laatste decennia van de twintigste eeuw, zoals Panamarenko, Lili Dujourie, Anne-Mie Van Kerckhoven, Luc Tuymans, Marie-Jo Lafontaine, Otobong Nkanga, Roger Raveel en Sara Sejing Chang.
De collectie vertoont een paar opmerkelijke lacunes. Zo is het enige werk van René Magritte dat Mu.ZEE bezit Le forgeron (1920), een fijn schilderij maar op en top futuristisch en zeker niet typerend voor de grootmeester van het Belgische surrealisme. “Stapsgewijs wordt de collectie aangevuld, waarbij telkens andere accenten worden gelegd”, vertelt Roosens. “Zo is de afgelopen twee jaar weer meer aandacht besteed aan de late negentiende eeuw. De tentoonstelling over Anna Boch heeft deze vrouwelijke kunstenaar uit de vergetelheid gehaald.”
‘Het begrip “kunst in België.” is een geografisch gegeven, maar niet zuiver identitair. Ook buitenlandse kunstenaars die een rol spelen of hebben gespeeld in België maken deel uit van de coll
Ilse Roosens, curator Mu.ZEE
Maar Mu.ZEE durft ook spannend hedendaags werk aan de verzameling toe te voegen. Zoals Virgy’s Boutique van Angyvir Padilla, dat ook onderdeel is van What Cannot Be Held. Het werk bestaat uit een installatie die vergezeld gaat van een performance – de eerste performance die het museum in haar collectie heeft opgenomen. “Het werk gaat over een verlangen naar iets wat je wilt bewaren maar wat er niet meer is”, vertelt tentoonstellingssamensteller Suzanne Wallinga. “Ik vind het ook een mooi voorbeeld van hoe Belgische kunst verschilt van Nederlandse. Er zit meer poëzie in en er worden verschillende dimensies uitgediept. Dat heeft misschien iets te maken met het historisch bewustzijn dat bij de Belgen beter ontwikkeld is en zorgt voor een andere omgang met kunst. Ik merk het nu met Cobra. In Nederland wordt de stroming gezien als een afgesloten kunsthistorisch moment. In België wordt die kunst van vlak na de oorlog verbonden met langere lijnen in de tijd en het heden. Die verbondenheid voel ik ook in de collectie van Mu.ZEE. En dat terwijl ik in deze tentoonstelling maar een klein deel aanraak.”
‘What Cannot Be Held. Hedendaagse stemmen uit de Belgische kunst’ is van 17 mei tot 13 juli te zien. Daar zijn de komende jaren nog twee tentoonstellingen te zien met werk uit de collectie van Mu.ZEE.