"Ik kreeg de vraag van STRT Kit om de tentoonstelling te cureren met de residenten uit 2016.” STRT Kit is een kunstresidentie in Antwerpen dat onder AAIR valt. “Het is een heel interessant platform. Per jaar vragen ze een curator om een presentatie te maken met de nieuwe lichting kunstenaars. Ode was één van de zes residenten dat jaar.”
“Tijdens de studiobezoeken heb ik veel geleerd over de praktijk van Ode. Ode was destijds een beetje aan strugglen met het formele in haar werk. De meeste mensen willen betekenis geven aan hetgeen ze zien. Maar Odes werk biedt geen antwoorden op dergelijke vragen. Ze wil niet naar directe betekenisgeving werken. Integendeel. Ze kon soms een hele dag kon bezig zijn met de minimale verandering, hoe de O de U wordt. Dat soort van verstilling en vertragen vond ik absoluut interessant. Ode kijkt. Ze ziet voortdurend waar beweging en waar betekenis zich kunnen gaan vormen doorheen tijd en materiaal."
“De presentatie zelf was niet noodzakelijk een groepstentoonstelling in de traditionele zin. We hadden geen onderwerp dat alle kunstenaars bond, buiten een residentie. Hoewel het normaal is dat jonge praktijken meteen hun eigen ruimte gaan afbakenen om hun werk te tonen en betekenis te geven deed Ode daar niet aan mee. Ze was de eerste die deze gedachtegang kon doorprikken. Toen ik de vraag stelde “Wat gebeurt er als je werk zou verdwijnen ten aanzien van de omgeving waarin dat je het toont?” toonde ze zich meester in opheffen van barrières en defensiemechanismen.”
“Ode begon de architectuur te analyseren vanuit dezelfde attitude tot haar eigen productie in de studio. Hierdoor kon ze op een veel opener manier gaan staan in die tentoonstellingsruimte, en niet alleen daar, ook in een maatschappelijk veld. Dat doet ze met verve, van choreografie tot typografie tot herschrijven van vocabularium van de architecturale omgeving tot het navigeren binnen in. Met deze strategie kan ze sociaal-politieke debatten openen zonder dat ze dat echt moet gaan benoemen, puur door kleine navigatiesystemen te gaan veranderen. Op grotere schaal is ze in staat om de infrastructuur om te keren, door een soort gevoeligheid - en voor mij is dat geen formele oefening - te introduceren.”
Maar het is gemakkelijk om haar werk te mislezen: “Het is een formele oefening met O’tjes en U’tjes, er zit daar geen ander belang in. Onterecht, Ode speelt met alle mogelijke lagen, met fotografie, met video, met wat sculptuur is, met tijd, met presentatie, met representatie. Als je het bekijkt vanuit de semiotiek, gaat haar werk ook over het her-betekenis geven. Hoe die verschillende media zullen verschuiven of de manier waarop iets vastgelegd wordt, en de processen die daarbij komen kijken.”
Daarnaast valt niet te ontkennen dat de twee letters een idefix voor de kunstenaar vormen. Sinds afstuderen heeft ze zich gefocust op de letter O. “Ik introduceerde haar ooit aan Chris Sharp. Die vertelde dat de O een van de meest antropomorfe letters is, dat we in ons alfabet hebben, en hoeveel ‘O’s zitten er wel niet in haar naam? Haar praktijk zou om die reden echt autobiografisch genoemd kunnen worden. Doordat het een zelfportret kan zijn is er sprake van een antropomorfe reactie in de manier waarop ze met die letters omgaat in de ruimte. Er is sprake van representatie in hoe ze zelf door die ruimte navigeert aan de hand van een aantal sets, doorheen een aantal signs. Ik vind het zelf ook heel interessant dat ze zich veel laat fotograferen, als model zijnde. Waar zit het beeld dan? Waar zit het spel? In die zin zou Chris dus wel eens gelijk kunnen hebben dat er in haar praktijk iets autobiografisch zit.”
“Odes werk stimuleert ons eigenlijk het kijken te ontwikkelen. Het behoeft een andere vorm van zijn met dat werk om tot betekenisgeving te kunnen komen. En daarin zit haar sterkte. Nu rijst de vraag bij onzelf: hoe kunnen wij ons doelgerichte, systematische, dwangmatige gaan ontwijken? Onze huidige kennis over zeebodem is een goede metafoor om de praktijk van Ode te duiden: de meeste kennis van wat de ondergrond momenteel is ligt op alle economische lijnen: waar de boten gaan voor transport. Vijftig meter naar links, vijftig meter naar rechts, weten we niet wat er gebeurt of zich ontwikkelt. Gaan we 200 jaar terug in de tijd, dan had je deze microkennisgeving niet, dan had je meer een algemeen idee van wat de zeebodem zou kunnen zijn: door het feit dat het weten niet gekapitaliseerd is, niet zo gespecialiseerd, door het feit dat de onderzoekslijnen niet zo vastgelegd waren. Odes praktijk neemt diezelfde vorm aan. Wat gebeurt er als we dat spectrum - het willen weten - gaan verliezen?”
“Dat is een belangrijke leerschool: Ode richt zich niet op vlakke betekenisgeving, op een oorsprong vinden of een doel, een soort van gerichtheid toekennen. Het gaat om volledig andere vorm van horizontaliteit uitdenken. het gaat over een attitude en hoe we omgaan met specialismen. Het gaat over op een andere manier navigeren. En dan is het werk van Ode wél kritiek op onze huidige manier van samenzijn. Als je vraagt of het werk politiek relevant is dan zou dat een mogelijks antwoord kunnen zijn.”
"Je bevraagt me in mijn hoedanigheid als artistiek directeur binnen Netwerk Aalst en de link met FormContent: er zijn natuurlijk interesses die voortkomen uit FormContent, het leren van kunstenaars om het instituut te vormen staat bijvoorbeeld bij beide organisaties centraal. Ook het werken met programmatische lijnen die zichzelf ontplooien door te schakelen tussen het ritme en de interesses van een set artistieke praktijken en verder het opzetten van assemblies die zichzelf ten dele programmeren loopt verder. Het blijft hoe dan ook heel experimenteel programmeren en experimenteel omgaan met wat instituutvorming is, omdat we ons telkens vragen hoe we kunst en cultuur actief kunnen laten deelnemen aan maatschappelijke debatten. Hoe Ode in haar werk presentatie en representatie laat samenvallen is in dit licht ook zeer waardevol.”