Door Tomas Vanheste
---
Terwijl honderd meter verder Benfica-supporters zich op de Dam al zingend klaarmaken voor de Champions League-wedstrijd tegen Ajax warmt animator Jennifer Muntslag de Rode Zaal in de Brakke Grond op voor het jaarlijkse Vlaams-Nederlands Netwerkmoment. Ongeveer zeventig mensen die zich op de een of andere manier bezighouden met het slaan van culturele bruggen tussen de Lage Landen zijn deze vijftiende maart in het Vlaams Cultuurhuis in Amsterdam bijeengekomen. Het thema van dit jaar: de verwantschap tussen sport en kunst. “Het is een avond met veel voedsel voor de geest”, zegt Muntslag. En de hoofdmaaltijd is de voorstelling De Barbaren, die de wereld van het voetbal met al zijn charme en gevaren evoceert, een coproductie van het Kortrijkse Theater Antigone en het Gentse Kloppend Hert.
Op het podium zitten regisseur Haider Al Timimi en Dirk De Corte, voormalig voetbalcommentator en directeur van NT Gent, nu adviseur en coach. Al Timimi zegt het een verademing te vinden dat we deze theatervoorstelling vanavond voor het eerst weer gewoon zonder maskers kunnen bijwonen. “Zonder deze bedoel ik”, voegt hij eraan toe, terwijl hij naar de onderste helft van zijn gezicht wijst. De mondkapjes mogen af, maar ieder mens zet altijd een masker op en verbergt zich achter een rol, wil hij maar zeggen.
Al Timimi vertelt een liefhebber van voetbal te zijn, in zijn jeugd als amateur de sterren van de hemel te hebben gespeeld en zich tijdens een Europees of Wereldkampioenschap zoals menigeen een heuse expert te wanen. Maar tegelijkertijd heeft hij de jongste jaren grote twijfels gekregen over “het instituut voetbal”. In het hedendaagse voetbal speelt de Video Assistent Referee (VAR) de scherprechter bij overtredingen of buitenspel. “Maar er is geen VAR als het gaat om racisme, seksisme, corruptie en oligarchisme”, analyseert Al Timimi . “Bij de bouw van de stadions in Qatar voor het WK vallen duizenden doden. Ik stel mij vragen bij de stilte daarover”, zegt hij. Maar de regisseur bezweert geen “pamflettaire voorstelling” te hebben willen maken. “We proberen de complexiteit aan te kaarten, de rest ligt bij het publiek.”
De bedachtzaam formulerende Haider Al Timimi vormt een mooi contrast met Dirk De Corte, die zich tot een heuse stand-upcomedian ontpopt. Zijn openingsschot is de vraag aan Muntslag om van microfoon te ruilen. “Ik wil echt niet gezien worden met een groen-zwarte microfoon”, zegt hij. Het zijn de kleuren van Cercle Brugge, de concurrent van Club Brugge waarvoor De Corte supportert, legt mijn buurman in de zaal uit.
De Corte gooit de knuppel in het hoenderhok: “Het grote geld en het prestige hebben we ook in de cultuursector, niet alleen in het voetbal.” Dat maakt de oorlog in Oekraïne ook pijnlijk duidelijk. “In de Raad van Toezicht van Tate Gallery zaten twee Russische miljardairs die net zijn verzocht weg te gaan”, vertelt De Corte. Ontwikkelingen die zich in de afgelopen decennia in het voetbal hebben voltrokken – de steeds grotere greep van het geld, de internationalisering en de rol van big data – kunnen zich evengoed in de cultuurwereld voordoen, voorspelt hij. In de jaren zeventig won Roger De Vlaeminck nog vier keer Parijs-Roubaix op een dieet van slagroomtaartjes de avond tevoren. Toen hadden ze ook gelachen om de voorspelling dat een wielrenner vijftig jaar later een tot in de details berekend eetpatroon en slaapregime voorgeschreven zou krijgen.
Muntslag maakt handig gebruik van het eerder voorzetje van Al Timimi: het is aan ons, het publiek. Niet alleen om naar De Barbaren te kijken en onze eigen gedachten en ervaringen erbij te hebben, maar eerst ook om aan tafel van gedachten te wisselen over de thematiek van de dag onder het genot van heerlijke hapjes zoals Vlaamse geitenkaas met vijgen-krieksaus en gele curry.
Geen Vlamingen!
Zoals dat gaat bij menige conversatie volgt de discussie aan de zes ronde tafels in de tuinzaal geen rechte lijn richting eenduidige, door iedereen omarmde conclusies, maar dartelt die vrolijk rond. Anja Krans van het Fonds Podiumkunsten wijst er aan de dis van ondergetekende op dat de parallellen tussen kunst en voetbal maar deels opgaan. “Dansers en voetballers hebben allebei een carrière die veel van hun lichaam vergt. Maar de een is de slechtst betaalde kunstenaar, de ander de best betaalde sporter.”
Karin Dekker van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vertelt supporter van de voetbalclub ADO Den Haag te zijn en zich soms af te vragen wat wél en niet mag. “Op TV kunnen beelden en uitlatingen van supporters intimiderend overkomen. Als ik zelf in het stadion zit, ervaar ik dat minder zo.” Hoe je iets beleeft, hangt maar van de context af. Het probleem in een gemediatiseerde en geglobaliseerde wereld is dat beelden en uitspraken in heel andere contexten opduiken en daar verontwaardiging en verwarring veroorzaken. Marcel Feil, hoofd internationaal cultuurbeleid bij DutchCulture, betoogt dat er binnen de kunsten ook een traditie bestaat die grenzen verkent of aan de orde stelt. “Het gevolg kan zijn dat daarbij grenzen worden overschreden en werk als schokkend wordt ervaren. Dat moeten we blijven durven doen.” Sophia Blyden, redacteur bij het Boekenprogramma Brommer op zee, werpt tegen dat de manier waarop het publiek kijkt, de achtergrond die het heeft en de kennis die het meebrengt, zijn veranderd. “Het streven zou moeten zijn om het zo te zeggen dat je niet offensive bent.”
Blyden nam deel aan de schrijfresidentie van deBuren in Parijs. “Ik had niet echt het idee in de Vlaamse markt door te dringen”, zegt ze. “Maar ik word nu wel gevraagd op literaire avonden in Vlaanderen.” Ook kreeg ze een uitnodiging om als enige Nederlander zitting te nemen in de jury van de Boon, de nieuwe literaire prijs in Vlaanderen. “Ik heb mijn zin gekregen”, grapt ze. “Op de shortlist staan geen Vlamingen.” Aan tafel ontspint zich een debat of hier louter op gronden van “kwaliteit” is gekozen of ook ook normen en voorkeuren meespelen van wie de macht heeft in een door Nederland gedomineerd literair veld.
En zo amuseren de gangmakers van de Vlaams-Nederlandse samenwerking zich aan de ronde tafels. Het is niet alleen een verademing weer eens zonder masker in een theaterzaal te mogen zitten, maar ook met nieuwe gezichten te tafelen, babbelen en beschaafd van mening te verschillen. Aan een door dichter en medewerker van het Nederlands Letterenfonds Victor Schiferli voorgezeten tafel wordt lang gediscussieerd over het dilemma of je ’s avonds voor proza of prozac kiest. “We kozen uiteindelijk voor proza, maar wel met een goed glas”, zegt Schiferli. Op de vraag of kunst de wereld kan redden, antwoordt hij met een puntig “nee”, om eraan toe te voegen: “Maar het kan je wel uit dieptes halen.” Aan een derde tafel bekent iemand in coronatijd te hebben ontdekt eerder meerwaarde te vinden in het bewegen in de natuur dan in het bijwonen van voorstellingen in de drukke binnenstad.
De barbaar, altijd de ander
Deze persoon moet wel van mening zijn veranderd na het zien van de voorstelling De Barbaren. De regisseur heeft gelijk: het is allesbehalve een pamflet, maar een zinderende ervaring. Met zeer lijfelijk en beweeglijk theater laten de zes acteurs de toeschouwer de bekoring voelen die uitgaat van het opgaan in een groep en het vrijlaten van het beest in jezelf. Even beklemmend evoceren ze de keerzijde, het gevaar van groepsdenken, het geweld dat op de loer ligt, de macht van het grote geld en de pijn van racisme en seksisme. De barbaren, dat zijn altijd de anderen, zij die van een andere club zijn, zij die van over de grens komen, zij die een andere religie of kleur hebben. Al Timimi en zijn acteurs laten je voelen dat de barbaren ook in onze samenleving en in onszelf zitten. Een week later zal de Vlaams-Nederlandse samenwerking een nieuwe lading krijgen door de transfer van de bij Ajax ontslagen dickpic-zender Marc Overmars naar FC Antwerp. Zelden een voorstelling gezien die zo op de huid van de tijd zit.
Achteraf drinkt het gezelschap nog een glas. De mensen die hier bijeen zijn, proberen allemaal op hun eigen manier de hand te reiken naar de barbaar aan de overkant van de Vlaams-Nederlandse grens. Natuurlijk, dat is een grens die al goeddeels is geslecht en met de ander die aan de overzijde woont delen we een taal en nog zoveel meer. De handen ineenslaan is dus kinderspel of zou het in ieder geval moeten zijn. Toch voelt het als een kleine stap in de goede richting om hier in de Brakke Grond warme Vlaams-Nederlandse banden te smeden. Zoals een van de deelnemers verzucht: “Heerlijk dat dit eindelijk weer kan en je met nieuwe mensen kennis kan maken.”