In het kader van 40 jaar de Brakke Grond presenteren we het komend seizoen een serie portretten van bekende kunstenaars die een persoonlijke relatie met ons hebben.
Via deze Kroongetuigen komt het verhaal van vier decennia Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam tot leven, in de vorm van videoportretten en tekstverhalen. Het jubileumjaar wordt afgesloten in mei 2022, waar tijdens een feestelijk weekend een speciale uitgave verschijnt met alle interviews. Kroongetuigen is een samenwerking tussen de Brakke Grond en De Zendelingen.
Aflevering zeven: Jan Rosseel
Door: Lotte Lola Vermeer
----------
"De Brakke Grond was voor mij echt een laboratorium."
Jan Rosseel (1979, Brussel) begon ooit met een studie Chinees waar hij fotografie als bijvak koos. Uiteindelijk studeerde hij documentaire fotografie in Den Haag. Als visueel verhalenverteller heeft Jan inmiddels een indrukwekkende palmares. Tussen steden als Dubai en Tokio, en media als The New York Times en Esquire Russia, prijkt ook de naam van de Brakke Grond. In 2016 kreeg Jan er de kans om zijn eerste grote solotentoonstelling Back-up te ontwikkelen, over zijn fascinatie voor ons geheugen en de relatie tot beeldvorming in de media. Jan presenteerde een eclectische mix met onder andere werken rond Tintin in Congo, kleurgebruik bij Guantanamo Bay en IS, en gemanipuleerde archiefbeelden van dictators. Ik ontmoet Jan online. Ik ben nieuwsgierig naar die veelvormigheid van zijn werk en wat de Brakke Grond daarin heeft betekend.
“Vanuit een opleiding als fotograaf ben je toch eerder geneigd om een vrij traditionele presentatievorm te kiezen: je lijst iets in, en dan hang je het aan de muur en that’s it. Ik kreeg zoveel ruimte, ik dacht: ik moet hier gewoon van profiteren.” Jan ziet daarin de kracht van de Brakke Grond. “Het is een plek om heel veel uit te proberen. Ik kwam destijds nog maar net kijken. De Brakke Grond was voor mij echt een laboratorium.”
Een carte blanche van 600m2
Door de veelheid aan ideeën werd Jans eerste solo-expositie meteen een drieluik in coproductie met Museum Dr. Guislain in Gent en Stroom in Den Haag. Jan zou het werk tussen de exposities verder blijven ontwikkelen, in zoverre dat iedere deel een andere focus kreeg en nieuw werk bevatte. In de Brakke Grond toonde hij deel 1 van Back-up, gericht op media. Het tweede deel kreeg de psyche als focus; deel drie zou gaan over politiek en was volledig gericht op Nicolae Ceausescu, de Roemeense communistische dictator. Jan vertrok voor alle drie de delen vanuit beeldvorming in de media en de betrouwbaarheid van ons geheugen, maar alle exposities zouden heel andere uitwerkingsvormen bevatten.
“Eigenlijk kreeg ik een carte blanche van de Brakke Grond. Er was een budget waar ik rekening mee moest houden en ik had - ik kan mij vergissen - zo’n zeshonderd vierkante meter ter beschikking. In feite werd de hele Brakke Grond gebruikt.” (lacht) De ruimte die Jan kreeg bij de Brakke Grond heeft hem als kunstenaar absoluut beïnvloed. “Het zette me aan om veel meer ruimtelijk werk te maken.”
James Foley, de geur van revolutie en lunchtafels
Verspreid over anderhalf jaar tijd, kreeg Jan de mogelijkheid om heel veel te creëren. Binnen de Brakke Grond werd hij bijgestaan door de expertise van Veerle Devreese en Rogier Payens (destijds resp. programmeur visuele kunsten en hoofd techniek, red) en hij ging ook nieuwe samenwerkingen aan. “Met choreograaf Jasper van Luijk werkte ik rondom de onthoofding van James Foley (de journalist die werd gevangengenomen en vermoord door IS, red.). We lieten een danser en een mimespeler reageren op die video. Het was geen re-enactment, maar we vroegen hen uit te beelden welke tussenmomenten er waren. Het werd een interpretatie van het contact tussen Foley en de onthoofder.” Die video werd ook getoond in Back-up in de Brakke Grond. In Den Haag, bij Stroom, lag de focus volledig op geur, wat weer een heel nieuw element was in Jans werk. “Dat was fantastisch, ik kon samenwerken met Tanja Schell die geuren maakt,” vertelt hij. “Kerstmis heeft een vrij typische geur, vind ik. Maar we onderzochten ook iets lastigere geuren, zoals: hoe ruikt revolutie?”
Los van de uiteindelijke exposities heeft Jan ook nog een aantal zij-evenementen georganiseerd in de Brakke Grond, waaronder Lunch for Thought, een idee dat hij had naar aanleiding van zijn onderzoek aan het Netherlands Institute for Advanced Studies. “Daar bij de lunch was sterk aanbevolen om altijd aan een andere tafel te zitten. Zo zou je steeds nieuwe mensen ontmoeten en nieuwe gesprekken voeren.”
Dat idee werkte zo goed dat Jan het ook bij de Brakke Grond heeft geïmplementeerd. Hij nodigde een aantal maal verschillende mensen uit die hij enkele vragen mee gaf. “Ik vond het belangrijk dat we een goede mix hadden, dus waren er wetenschappers, kunstenaars, curatoren en critici.” De tafel waar ze aan zaten diende als kladblok waarop geschreven kon worden. “Soms stond er bijna niets op, andere tafels werden helemaal vol geschreven.” Jan haalde niet alleen ideeën uit die gesprekken, maar de tafelbladen werden uiteindelijk ook in de Brakke Grond geëxposeerd.
“Voor sommigen dingen moet je ook gewoon een beetje je best doen, en voor de andere dingen heb je Netflix.”
Verschil in context
Ook publieksreacties beïnvloedden Back-up. Na de expositie in de Brakke Grond kreeg Jan bijvoorbeeld de feedback dat de tentoongestelde werken niet altijd voor iedereen gemakkelijk te volgen waren. “Op korte termijn leerde ik wat werkte en wat niet. Per tentoonstelling van Back-up is de focus daarom ook strakker geworden. Voor sommige dingen moest je echt ingelezen zijn om een bepaalde link te snappen.”
Op de vraag hoe Jan hierin de balans vindt, antwoordt hij lachend: “Soms vind je die en soms vind je die niet. Het is altijd heel lastig om in te schatten hoeveel achtergrondinformatie de toeschouwer heeft.” Jan vindt het belangrijk dat de toeschouwer zelf de ruimte krijgt om een werk te interpreteren. “Ik wil niet dat het volledig hermetisch is, en ik wil ook niet didactisch zijn, dus word je als toeschouwer ook een beetje aan je lot overgelaten. We consumeren al zoveel. Voor sommigen dingen moet je ook gewoon een beetje je best doen, en voor de andere dingen heb je Netflix.” (lacht)
Als Jan eenzelfde tentoonstelling op een andere plek brengt, past hij die ook aan de lokale context aan. Dat was bijvoorbeeld zo bij Belgische herfst, een project vanuit archiefmaterialen rond de Bende van Nijvel. ”Dat is België een vrij bekend verhaal, dus die tentoonstelling zag er daar anders uit dan in het FOAM in Amsterdam. Ik heb het ook in Tokio tentoongesteld. Daar heb ik veel meer context gegeven omdat de mensen het verhaal niet kennen. Bepaalde beelden werken voor een Belg anders dan voor een Nederlander of een Japanner.”
Dansend de toekomst in
Momenteel houdt Jan zich bezig met een project over de rol van defensie. “Ik werk rond the military industrial complex. Een term die in 1961 door Amerikaans President Dwight Eisenhower onder de aandacht werd gebracht en draait om de rol van de militaire blik op ons huidige en dagelijks leven. Dit hele gesprek is ook mede mogelijk gemaakt door militaire ontwikkelingen.” Hij wijst expliciet naar zijn beeldscherm en de camera. “Zoom, Skype, het internet in het algemeen, zelfs deze camera is een doorontwikkeling van een mitrailleur.”
Eigenlijk heeft hij te veel ideeën om in één leven te kristalliseren, vertelt hij. "Soms slaap ik daar slecht van, maar 95 procent van de ideeën kan ik overigens meestal gewoon verticaal klasseren.” (lacht).
Ik vraag hem naar de dromen die hij nog heeft. “Ik zou best ook nog wel een leven als architect willen doorbrengen, maar het is jammer dat je dan rekening moet houden met praktische ambtelijke zaken en de zwaartekracht. Ik zou het trouwens ook heel tof vinden om goed te kunnen dansen, dat is niet per se iets wat ik ambieer. Het lijkt me wel echt fantastisch.”
Aangezien Jan al een heel arsenaal aan verschillende vormen heeft gepresenteerd, ben ik nieuwsgierig of we hem zelf ooit nog in een performance kunnen verwachten.
“Ik als danser?” Eerst lacht hij hardop, maar dan lijkt hij het toch niet volledig uit te sluiten. “Dat weet ik niet eigenlijk… misschien ooit.”